Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegening. U alleen, Allerhoogste, komen zij toe en geen mens is waardig U te noemen. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, met al uw schepselen, vooral heer broeder zon, die de dag is, en door wie Gij ons verlicht. En hij is mooi en stralend met grote luister. Van U, Allerhoogste, draagt hij het zinnebeeld. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster maan en de sterren. Aan de hemel hebt Gij ze gemaakt, schitterend, kostbaar en mooi. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door broeder wind en door de lucht en de wolken, het helder weer en ieder jaargetijde, waardoor Gij uw schepselen in leven houdt. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster water, die heel nuttig is, nederig, kostbaar en kuis. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door broeder vuur, door wie Gij voor ons de nacht verlicht. En hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster aarde, onze moeder die ons in leven houdt en leidt en allerlei gewassen met kleurige bloemen en kruiden voortbrengt. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door hen die vergiffenis schenken door uw liefde en ziekte en verdrukking dragen. Gelukkig zij die dat dragen in vrede, want door U, Allerhoogste, zullen zij worden gekroond. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood, waaraan geen levend mens ontsnappen kan. Wee hen die sterven in doodzonde. Gelukkig wie zij aantreft in uw allerheiligste wil, want de tweede dood zal hun geen kwaad doen. Loof en zegen mijn Heer en dank en dien Hem met grote nederigheid. |